Het Zomerakkoord - De belastinghervorming
“Het Zomerakkoord”
Afgelopen maanden heeft de wetgever heel wat gewijzigd en aangekondigd op het vlak van belastingwetgeving en andere maatregelen. Als zaakvoerder, zelfstandige en/of ondernemer krijgt u hier zeker mee te maken. Via een reeks artikelen wensen we u een overzicht te geven van de meest in het oog springende maatregelen.
We hebben het zo bondig mogelijk gehouden. Mocht u over één of ander onderwerp meer uitleg wensen, kan u uiteraard terecht bij uw contactpersoon bij Fiskodata.
De grote (vennootschaps-)belastinghervorming, ondertussen beter gekend als het “Zomerakkoord” is eindelijk concreet. De belastinghervorming verloopt in verschillende fases, waarbij de eerste fase aanvangt voor de vennootschappen met een boekjaar dat loopt ten vroegste vanaf 01/01/2018. De tweede reeks maatregelen gaat in vanaf 2019 en een laatste fase is voor 2020.
FASE 1 - 1 januari 2018
Vennootschapsbelasting
1. Tariefdaling. Het basistarief van de vennootschapsbelasting daalt tot 29,58 %. Voor kmo's is het tarief 20,40 % op de eerste schijf van € 100 000. Daarboven is het 29,58%. Opgelet, om te kunnen genieten van het tarief van 20,40% is de minimale bedrijfsleidersbezoldiging van momenteel 36.000 euro, verhoogd naar € 45 000, tenzij het belastbaar resultaat minder is, dan volstaat een bezoldiging gelijk aan dat belastbaar resultaat. Voor starters is de minimale bezoldigingsvereiste de eerste 4 boekjaren niet van toepassing.
Andere voorwaarden voor het verlaagd tarief zijn (& blijven) :
- Vennootschappen waarvan de aandelen voor meer dan 50% in handen is van natuurlijke personen.
- Beleggingswaarde van de aandelen in het bezit van de vennootschap mag niet hoger zijn dan 50% van het gestort kapitaal + belaste reserves + geboekt meerwaarden.
Vennootschappen die niet minstens een loon van 45.000 euro (*) uitkeren aan ten minste 1 bedrijfsleider- natuurlijk persoon , zullen een bijkomende belasting van 5,1% moeten betalen op het “tekort”. (vanaf 2020 wordt dat 10%)
(*) of minder, indien het belastbare resultaat, lager is dan die 45.000 euro.
Voor startende kleine vennootschappen geldt deze belasting niet voor de eerste 4 belastbare tijdperken vanaf hun oprichting.
Voor verbonden vennootschappen met dezelfde bedrijfsleider mag het loon dat hij ontvangt uit die verschillende vennootschappen, onder bepaalde voorwaarden, worden samengeteld, maar bedraagt de minimumdrempel 75.000 euro i.p.v. 45.000 euro.
3. Notionele intrestaftrek (NIA)
Tot 31/12/2017 konden vennootschappen met heel wat opgespaarde winsten jaarlijks een % van deze spaarpot in aftrek nemen van de winst van het boekjaar. Deze aftrek wordt vanaf 2018 beperkt tot de aangroei van het risicokapitaal van de voorbije 5 jaar.
4. DBI- aftrek
Wanneer dividenden worden uitgekeerd tussen moeder- en dochtervennootschap, wordt het ontvangen dividend bij de moedervennootschap voor 100% vrijgesteld (tot 2017 was slechts 95% vrijgesteld).
5. Aftrek van verliezen (en overschotten van DBI aftrek en NIA aftrek)
De nieuwe regel bestaat erin dat een onbeperkte compensatie nog altijd toegelaten is op een resultaat van hoogstens € 1 miljoen: de som van alle begrensde aftrekken samen, mag dus ten belope van een bedrag van € 1 miljoen het resterende belastbaar resultaat (na toepassing van de niet-beperkte aftrekken) onbeperkt compenseren. Maar boven die drempel kan het resterend belastbaar resultaat slechts ten belope van 70 % gecompenseerd worden met deze aftrekken. Er blijft dus altijd een minimale belastbare basis van 30 % over boven die drempel. Vandaar dat men spreekt van de invoering van een minimumbelasting.
Voor de volledigheid merken we op dat niet geraakt wordt aan de overdraagbaarheid van aftrekken in de tijd. Het deel van de aftrekpost dat wegens de 70 %-drempel niet benut kan worden, kan dus eventueel in een later jaar nog afgetrokken worden.
6. Niet aanvaarde kosten bij een fiscale controle
Wanneer naar aanleiding van een fiscale controle, kosten verworpen worden, zal het bedrag aan verworpen kosten steeds aan belasting onderworpen worden, zelfs al is er een verlies van het boekjaar en zijn er overgedragen verliezen uit het verleden.
7. Kapitaalverminderingen
Een kapitaalvermindering wordt pro rata aangerekend op de reserves en wordt zo deels belastbaar. De regeling is van toepassing op kapitaalverminderingen die worden beslist vanaf 1 januari 2018. Bij latere uitkering van de reserves waarop aangerekend is, is dan wel geen roerende voorheffing meer verschuldigd.
De kapitaalvermindering n.a.v. de zogn. vastklikregeling uit 2013 valt niet onder deze maatregel. Deze verminderingen blijven volledig belastingvrij.
8. Meerwaarde op aandelen
Meerwaarden op aandelen die een vennootschap aanhoudt, zijn enkel belastingvrij wanneer voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- Betreft een participatie van ten minste 10% of een aanschaffingswaarde van de aandelen ad 2.5 milj. Euro.
- De aandelen moeten minsten 1 jaar in bezit zijn in volle eigendom
- De vennootschap die de aandelen uitgeeft mag geen “exotische” vennootschap zijn
DBI-Beveks kunnen een alternatief bieden om de meerwaarden onbelast te verwezenlijken.
De minderwaarden, blijven nog steeds niet aftrekbaar!
De afzonderlijke belasting van 0.4% op meerwaarden gerealiseerd door “grote vennootschappen” wordt afgeschaft.
9. Beroepskosten
- Voorzieningen voor risico’s en kosten: er worden enkel nog voorzieningen aanvaardt die aangelegd moeten worden omwille van een wettelijke of reglementaire verplichting.
- Voorzieningen aanleggen voor groot onderhoud van gebouwen is niet meer mogelijk.
- Vooruitbetaalde kosten: kosten die betaald zijn in jaar X maar betrekking hebben op jaar X+1, mogen niet meer in aftrek genomen worden in jaar X , maar slechts in jaar X+1. Tot 2017 gold de datum van betaling om het jaar van aftrek te bepalen.
Personenbelasting
Op het vlak van personenbelasting zijn de wijzigingen eerder beperkt en hebben die vooral impact op de zogn. eenmanszaken die belast worden op hun “winsten” en voor de vrije beroepers die “baten” behalen.
- Autokosten: de aftrek van de autokosten wordt vanaf 2018 bepaald in functie van de Co2 uitstoot van de wagen, en dus niet meer aan een uniform aftrekpercentage van 75%. De minimumaftrek blijft 75%
- Stopzettingsmeerwaarden die behaald worden bij overlijden of bij gedwongen stopzetting worden voortaan belast aan 10% ipv aan 16,5%.
FASE 2 - 1 januari 2019
Geen bijzonderheden voor de “doorsnee” KMO’s. De wijziging betreft de zeer specifieke materie inzake CFC-regeling en een mogelijkheid tot fiscale consolidatie.
FASE 3 - 1 januari 2020
De laatst golf van maatregelen heeft betrekking op:
- Tarief: standaardtarief van 29,58% daalt naar 25%.
- Autokosten: verdere beperking autokosten.
- Afschrijvingen: KMO vennootschappen moeten hun eerste afschrijvingsannuiteit beperken in functie van datum van aanschaffing. Het is dus niet meer mogelijk om een investering aangekocht in december, voor een volledig jaar af te schrijven.