Hogere belasting op VVPRbis en liquidatiereserves: snel winsten uitkeren aan voordeligere tarieven?
Waarom VVPRbis en liquidatiereserves zo populair zijn
VVPRbis en liquidatiereserves zijn in het leven geroepen om kmo-vennootschappen de kans te geven hun winsten tegen een lager tarief uit te keren. Bij VVPRbis gebeurt dat via een verlaagde roerende voorheffing op dividenden, bij liquidatiereserves door eerst een anticipatieve heffing te betalen en later – bij uitkering – een beperkte bijkomende belasting.
Door die gunstige tarieven werden beide systemen massaal gebruikt, vooral in managementvennootschappen. Precies daarom kijkt de federale overheid nu naar deze regimes als een manier om extra inkomsten te genereren.
Wat veranderde al via de Programmawet
De Programmawet van juli 2025 bracht al enkele belangrijke aanpassingen, vooral bij de liquidatiereserves. Voor reserves die vanaf 1 januari 2026 worden aangelegd, werd de wachttermijn verkort van vijf naar drie jaar. Tegelijk steeg de roerende voorheffing bij uitkering van 5% naar 6,5%, waardoor de totale belastingdruk uitkwam op 15%.
Wie liquidatiereserves vroeger dan na drie jaar uitkeert, betaalt voortaan 30% roerende voorheffing. Voor reserves die uiterlijk op 31 december 2025 zijn aangelegd, geldt een overgangsregeling met keuzemogelijkheden, maar ook daar werd het systeem complexer.
Nieuwe begrotingsplannen: verhoging naar 18%
In het begrotingsakkoord van november 2025 ging de regering-De Wever nog een stap verder. Zowel voor VVPRbis als voor liquidatiereserves zou de totale belastingdruk stijgen naar 18%.
Voor VVPRbis zou het nieuwe tarief gelden vanaf de publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad. Aangezien die publicatie vermoedelijk pas begin 2026 zal plaatsvinden, blijft het 15%-tarief voorlopig nog van toepassing.
Bij liquidatiereserves wordt gewerkt met een duidelijke knip. Reserves die uiterlijk op 30 december 2025 zijn aangelegd, zouden nog kunnen genieten van de bestaande tarieven. Voor reserves die vanaf 31 december 2025 worden opgebouwd, zou de roerende voorheffing stijgen tot 9,8%, waardoor de totale belastingdruk eveneens op 18% uitkomt.
Opvallend is dat deze aanpak de verschillen tussen VVPRbis en liquidatiereserves opnieuw vergroot, terwijl eerder net werd ingezet op harmonisatie. Bovendien is de regeling nog niet wettelijk vastgelegd, waardoor wijzigingen niet uitgesloten zijn.
Nog snel dividenden uitkeren: goed idee of niet?
Veel ondernemers vragen zich af of het interessant is om nog vóór het einde van 2025 een tussentijds of interimdividend uit te keren, om zo zeker te zijn van het lagere tarief van 15%. Dat kan in sommige gevallen een slimme zet zijn, maar het is geen automatische beslissing.
Een dividenduitkering verlaagt het eigen vermogen van de vennootschap. Dat kan gevolgen hebben voor de nieuwe meerwaardebelasting die vanaf 1 januari 2026 van kracht wordt. De waarde van de aandelen op 31 december 2025 vormt immers het ijkpunt. Hoe lager die waarde, hoe hoger de belastbare meerwaarde bij een latere verkoop.
Daarnaast kan een dividenduitkering ertoe leiden dat een vennootschap als financiële vennootschap wordt beschouwd, bijvoorbeeld wanneer ze een aanzienlijke aandelenportefeuille aanhoudt. In dat geval verliest ze het recht op het verlaagde vennootschapsbelastingtarief, wat tot 5.000 euro per jaar kan kosten.
Ook rekening-courantposities verdienen aandacht. Door een daling van de reserves kunnen interesten op een hoge credit rekening-courant later worden geherkwalificeerd als dividenden, met een hogere belasting tot gevolg.
Tot slot is ook de liquiditeitspositie cruciaal. Moet de vennootschap lenen om een dividend uit te keren, dan zijn de interesten op die lening doorgaans niet aftrekbaar.